Trap en slingerend pad leiden naar de top van deze natuurlijk begroeide heuvel

HET ZAADJE MOET VANZELFSPREKEND ZIJN

Op moment dat er sprake is van een mogelijke bouwkundige ontwikkeling, waar ook in het land, zou het vanzelfsprekend moeten zijn dat er als eerste stap een serieuze inventarisatie plaatsvindt op gebied van aanwezige flora, fauna, bodemsamenstelling en bodemcondities. Dat is in principe werk voor een ecoloog, maar kan ook een tuinen landschapsarchitect zijn, met kennis van zaken.

Met die waarden en uitkomsten moet de bouwer en/of ontwikkelaar rekening gaan houden, om al in het prille begin, tijdens de start van de bouwkundige ontwerpfase, het als opdracht aan de architect mee te geven. In dat stadium schuift gelijk de tuin- en landschapsarchitect aan, in eerste instantie ondersteunend middels schets en advies, waarmee een sterke interactie kan worden bereikt in het uiteindelijke te ontwikkelen bouwplan en het betreffende buitengebied. Schaalgrootte speelt hierin geen rol. Maar, het kan ook andersom. Laat eerst de landschapsarchitect met een analytisch oog kijken naar de beoogde bouwlocatie. Met hun ervaring, ruimtelijk inzicht en kennis van de natuur kan, binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan, of zelfs buiten die kaders (een bestemmingsplan kan met goed onderbouwde argumenten worden gewijzigd) een nog te bepalen bouwvolume zo worden gepositioneerd, dat waardevolle natuurelementen optimaal kunnen worden behouden, zelfs versterkt. Het landschap dient bepalend en richting gevend te zijn. De partij, meestal toch de lokale overheid, die de bouwvergunning verleent, moet daar veel meer de nadruk op leggen, om daarmee, vanaf het eerste begin, bewustwording bij de ontwikkelaar/bouwer te kweken. Hoe eerder het zaadje is geplant, hoe vanzelfsprekender het zich in het totale proces gaat laten gelden.


Een goed voorbeeld van hoe opdrachtgever, architect, bouwer/aannemer, landschapsarchitect, groene aannemer/hovenier, samen met de betrokken bouwtechnische – en groene technische adviesbureaus, heel nauw gezet met elkaar, als team optrekken en met elkaars belangen oplossingsgericht meedenken en respecteren, is de ontwikkeling geweest van het AFAS Experience Centre in Leusden. Vanaf start ontwerpproces, eind 2015 tot en met de oplevering, medio 2021.

Ontmoetingsplek midden tussen vaste planten
borders met opeenvolgende bloeiperiodes
Ontmoetingsplek midden tussen vaste planten borders met opeenvolgende bloeiperiodes


Leidend is hier vooral de rol van de opdrachtgever geweest. De directie stond en staat voor heldere, korte lijnen en gelijkwaardigheid. Gezien de complexiteit van bouw en tuinen stond de directie ook voor dat beiden gelijktijdig zouden worden ontwikkeld. Dit maakte het mogelijk dat (noodzakelijke) veranderingen en inzichten tijdens het gehele bouwproces relatief snel konden worden doorgevoerd, hetgeen zich heeft vertaald in een bijzonder en hoogwaardig project, met een sterke interactie tussen binnen en buiten. En vice versa. En dat nog eens in de tijd dat Covid de wereld stevig in zijn greep had. Ik heb dit uit eigen ervaring mogen meemaken en hoewel de vormgeving van het pand grotendeels al was bepaald, bleef er genoeg over om te sparren met de hoofdarchitect. Waarbij mijn eerste ideeën over de inrichting van de diverse buitenruimtes werden omarmd. Het perceel, 50.000 m2 groot en omringd door water, waar een voormalig omvangrijk en zwaarlijvig bedrijfspand had gestaan met ruime parkeerpleinen, bleek ecologisch gezien weinig waardevol. Er was in feite geen sprake van verlies van enige vorm van biodiversiteit. Die was er nagenoeg niet. Alleen zeven volwassen platanen vonden we echt de moeite waard om een nieuw leven te geven in het toekomstige ontwerp. En je zou het op het eerste gezicht niet bedenken, maar zelfs een doodordinaire plataan kan worden aangemerkt als drachtplant voor bijen en hommels.

Goed begin dus. Een opdrachtgever die jou, als ontwerper van buitenruimtes, de vrije hand -en het vertrouwen geeft; en een samenwerking met een architect die open staat voor natuur en natuurbeleving. En waar vanaf de start er gestreefd is een energieneutraal gebouw te ontwikkelen. Waardevolle voorwaarden, gericht op de buitenruimtes, die bij elkaar hebben geresulteerd in een combinatie van grote oppervlaktes organisch gevormde daktuinen met een diversiteit aan naturalistische plantencomposities, een diversiteit aan beplantingen in de volle grond (met veel aandacht voor waard- en drachtplanten, ook bij de boomkeuzes), een unieke heuvel, ingezaaid met inheemse wilde bloemenmengsels, idem voor de (sloot)bermen en taluds (de gemeente Leusden heeft volop meegedacht en onder andere bijgedragen om de aangrenzende openbare slootkanten hierin te betrekken).

Substantiële uitbreiding van het oppervlaktewater zorgt gelijk voor extra buffering en opvang van het overtollige hemelwater. Water, dat de tuinen dan zelf niet meer nodig hebben. Er zijn inmiddels spontaan allerlei kleine ecosystemen aan het ontstaan. Flora, fauna, insectenleven, waterleven; zelfs zijn er al vleermuizen gespot in de schuilhut, boven op de berg. Niet direct iets waar je aan denkt tijdens het ontwerpproces. Maar door de gekozen vormgeving en gebruikte materialen blijkt het wel geschikt voor ze te zijn. Mooi leermomentje. De tuinen worden vanaf het moment van oplevering in eigen beheer onderhouden, wat extra kansen biedt aan verdere ontwikkeling en verbetering van de natuurwaardes. Toegevoegde waardes, niet alleen voor de verrijking en verhoging van de biodiversiteit, maar ook met aandacht voor het menselijke aspect, voor de gebruiker, die er rust, natuurbeleving en ontspanning kan ervaren.

Tekst & beeldmateriaal: Bart Hoes

www.barthoes.nl