Ontwerp, impressie en foto: Buro Sant en Co

OPINIE EDWIN SANTHAGENS /// WERK AAN DE WINKEL

Wat fijn dat we met ons vakgebied kunnen bijdragen aan het gezonder maken van deze wereld: Vergroenen van het stedelijk gebied, vernatuurlijken van het landelijk gebied, water bufferen waar mogelijk, bodemdaling aanpakken, ga zo maar door…. We hebben de tijd wel mee. Het werk klotst tegen de plinten en, kijkend naar wat er te doen valt in Nederland, zal dat voorlopig zo blijven. Ook is het fijn dat er bij een groot aantal bureaus een brede, bloeiende ontwerpcultuur is ontstaan die heeft bijgedragen aan de emancipatie en professionalisering van het vak landschapsarchitectuur. Nut en noodzaak van dit vakgebied zijn voor veel betrokkenen in de ruimtelijke ordening een stuk duidelijker geworden. De tijd dat landschapsarchitectuur vooral een soort esthetische luxe zou zijn, ligt ver achter ons.

Maar ja, in Nederland hebben we ook te maken met frustrerende aanbestedingsregels, afstandelijke opdrachtgevers zonder echte vakkennis en armer wordende gemeentes die nauwelijks de regie over de openbare ruimte aan kunnen. Er is op gemeentelijk niveau vaak een gebrek aan kwalitatieve en honkvaste stedenbouwers en landschapsarchitecten die echt meekunnen in de nieuwe ruimtelijke opgaves. En wat te denken van al die aanbestedingen met ontwikkelaars die ons landschapsarchitecten nodig hebben om met architecten winnende groene plannen binnen te halen. Wanneer dat dan gelukt is blijkt, meer als regel dan als uitzondering, dat het groene beeld zoals geschetst in de tender niet gerealiseerd zal worden: in zijn algemeenheid heeft de opdrachtgever in het proces dat dan volgt nog maar weinig affiniteit met openbare ruimte en groen, hij ziet deze zaken vooral als kostenposten waarop bezuinigd kan worden, ten gunste van de architectuur. Voor een landschapsarchitect zijn het frustrerende ontwerpprocessen waarin hij dan terecht komt en mijn conclusie is helaas dat in het krachtenveld met ontwikkelaar en architect de landschapsarchitect vaak het onderspit delft. De ontwerpopgave is verworden tot een spel om de groenplannen zo goedkoop mogelijk te maken en toch nog net de supervisie tevreden te kunnen stellen.

Gelukkig worden onze plannen af en toe gered door een standvastige supervisieclub of welstandscommissie die ons houdt aan wat we in de tenderfase hebben voorgesteld. Overigens vraagt die tenderfase van onze kant een grote inspanning, in creatieve maar ook financiële zin omdat er meestal geen goede betaling tegenover staat. Je kunt je soms afvragen of er geen andere manieren zijn om samen met een ontwikkelaar en architect tot een integraal ontwerp te komen. Stof tot verder nadenken, hier is werk aan de winkel om dit beter te organiseren.

Waar blijft toch de nieuwe aanwas van ontwerpers met de specifieke vakkennis op het gebied van groen en duurzaamheid?

En natuurlijk is er de vraag over onze professionaliteit. Zijn wij particuliere bureaus kundig genoeg om gestalte te geven aan de huidige opgaves? Waar blijft toch de nieuwe aanwas van ontwerpers met de specifieke vakkennis op het gebied van groen en duurzaamheid? Moeten we onszelf gaan bijscholen? Kunnen we wel echt meedoen in deze transitie-periode? Zijn de vakopleidingen wel op niveau, studeren er wel voldoende landschapsarchitecten af? En zou een gedegen plantenkennis niet een voorwaarde voor het landschapsarchitectendiploma moeten zijn? En hoe zit het met de materialenkennis, kennis van watermanagement en ecologie? Al deze zaken zijn niet of niet meer in voldoende mate te vinden bij afgestudeerden vanuit Larenstein, Wageningen en Delft. Toch maar naar afgestudeerden uit België, Duitsland en Denemarken gaan kijken? Of moeten we misschien zelf een opleiding starten voor mensen die de PEP hebben afgerond? Maar dan blijf je aan het studeren… Of zouden wij, als werkende landschapsarchitecten, meer praktijkkennis moeten opdoen in een experimentele omgeving, zoals Mien Ruys deed in Dedemsvaart? Ook hier is werk aan de winkel om al deze kennis op niveau te krijgen.

Ondanks mijn bedenkingen en mitsen en maren ben en blijf ik ervan overtuigd dat landschapsarchitectuur een prachtige vakdiscipline is die, ook als de recessie verder toeslaat, volop moet worden ingezet bij de grote opgaves waar Nederland nu voor staat: verduurzamen van stad en landschap, de woningbouwopgave, de energietransitie en de transitie in de agrarische wereld. Want er is op allerlei vlak werk aan de winkel, heel erg veel.

Opinie /// Edwin Santhagens